Naar Kaapstad: stadstoer met de eigen bus dag 22: donderdag 03 oktober
De afstand van Stellenbosch naar Kaapstad mag geen naam hebben. Na het vertrek -gelukkig weer op een redelijk tijdstip- duurt het dan ook niet lang voor we de hoofdstad van Zuid-Afrika bereiken. Uiteraard is het nog te vroeg om al meteen naar het hotel te gaan, dus doen we met de eigen bus eerst een stadstoer.
[ezcol_1third]We rijden met het busje eerst de Tafelberg op. Dat is op zich al een bijzondere ervaring, want je voelt toch dat hier een flinke brok geschiedenis ligt. Niet zozeer vanwege de berg zelf, maar vanwege het feit dat iedereen die Kaapstad per schip naderde bij het zien van de Tafelberg wist: we zijn er bijna. Ook in de stad zelf kun je er natuurlijk niet omheen: van alle kanten zie je deze markante berg met zijn platte bovenzijde –vandaar de naam Tafelberg- boven alles uitsteken. Tenminste: als je geen last hebt van het ‘tafelkleed’: zo noemen de Zuid-Afrikanen het wolkendek dat heel vaak de top van de berg bedekt. Als dat te dicht is, gaat zelfs de kabelbaan niet omhoog.[/ezcol_1third] [ezcol_2third_end]De bus wordt even voorbij de ingang van het kabelstation geparkeerd en dan kunnen we naar boven, want de kaartjes zijn al geregeld. Als je in de gondel staat, word je vriendelijk verzocht niet de stang rondom vast te houden, want de vloer draait. Zo heeft iedere passagier rondom een goed uitzicht: na ongeveer drie volle draaien –bij goed weer staat een van de ramen zelfs open voor ‘glasloze foto’s’- is het bovenstation bereikt. Dan kun je gaan genieten van het mooie uitzicht rondom: aan de ene kant de baai met Kaapstad en aan de andere kant de Indische oceaan. Er zijn boven op de berg enkele wandelroutes uitgezet, maar zoveel tijd hebben we niet. Wel krijgen we van Hercules uitleg bij een plattegrond, waarop te zien is wat je ziet als je om je heen kijkt. Dan moeten dus inderdaad de wolken blijven meewerken, want af en toe trekt het aardig dicht. We willen bijvoorbeeld een foto maken van Kaapstad met het voetbalstadion dat bij de wereldkampioenschappen is gebruikt, maar dat gaat niet erg lukken. Meer info??[/ezcol_2third_end]
[ezcol_3fifth]We gaan weer omlaag om met de bus een stadstoer te maken. Als eerste komen we bij Bo-Kaap met zijn kleurrijke huizen. Een logische naam: de wijk ligt tegen Signal Hill aan en het is dus ‘Boven-Kaapstad’. Dat wordt dus een korte wandeling om een en ander ook goed te kunnen vastleggen. Het werd voorheen ook wel de Maleisische wijk genoemd, omdat er veel afstammelingen wonen van de slaven die bij Hollanders en Britten in dienst waren. Ten tijde van de slavernij was het voor de slaven verboden om kleurige kleding te dragen. De afschaffing van de slavernij in 1838 werd dan ook dubbel en dwars gevierd: kleurrijke kleding en kleurige verf voor de huizen. Nu is het nog steeds traditie om na afloop van de Ramadan –in de wijk wonen vooral moslims- je huis van een nieuwe lik verf te voorzien. Wij wandelen wat straatjes door en met enige moeite -hier en daar loopt het dood- vinden we via een zandpaadje toch de bus terug.[/ezcol_3fifth] [ezcol_2fifth_end]Bo-Kaap is ook de wijk waar de carnavalstraditie is ontstaan. Voor 1838 paradeerden slaven op 2 januari al zingend en dansend door de straten van Kaap op hun enige vrije dag. Op de ‘echte’ nieuwjaarsdag waren uiteraard alle bazen vrij, dus konden slaven die dag nooit vrijaf krijgen. Wel op Tweede Nuwejaar. Daarbij werden ook veel ‘’Nederlandliedjes’’ gezongen, die immers waren meegebracht door de witman. Tijdens dit feest -Cape Minstrel Carnaval of Kaapse Klopse genoemd- vertrekken de deelnemers vanuit District Zes via Bo-Kaap naar Green Point. Vandaag de dag zijn er meer dan tienduizend deelnemers die al zingend, lachend en dansend in kleurrijke, glimmende pakken met witte hoeden door de straten trekken en gekleurde paraplu’s vasthouden. Zij worden de Minstrels genoemd.[/ezcol_2fifth_end]
Het is net een mini-hop-on-hop-off want we gaan weer terug het busje in en korte tijd later alweer –maar je zult het moeten lopen ;-)) parkeert Hercules bij Fort de Goede Hoop, ofwel: het Kasteel. We gaan er niet naar binnen –het is een museum waar je de geschiedenis van de VOC aan de Kaap kunt zien- maar we lopen wel even naar het toegangshek voor een foto. Ook het ravelijn, het extra vijfhoekig eiland om de verdediging te versterken, leggen we vast. Het kasteel is het op twee na oudste bouwwerk van Kaapstad: tussen 1664 en 1679 werd dit fort in steen gebouwd, ter vervanging van het eerdere houten verdedigingswerk. Aan de voorzijde zijn diverse wapens op gevelstenen te zien, zoals van de zes VOC-kamers: Hoorn, Delft, Amsterdam, Middelburg, Rotterdam en Enkhuizen. Ook het VOC-wapen is duidelijk zichtbaar. In 1684 –nadat de ingang al van de zee- naar de landzijde was verplaatst in verband met de ontoegankelijkheid door de soms metershoge golven- is er midden over het fortterrein een katmuur gebouwd. Dit is een extra verdedigingsmuur die de onderkomens van het VOC-personeel bij een aanval beschermde. In de eerste jaren van hun verblijf aan de Kaap heeft ook het gezin van Willem van Zijl hier gewoond.
We lopen naar het grote plein, beter bekend als de Grande Parade: het exercitieterrein van de Hollandse soldaten. Op dit plein werden in latere jaren ook de grote anti-apartheidsdemonstraties gehouden. Vanzelfsprekend was het daardoor de uitgelezen plek voor Nelson Mandela om er op het balkon van het stadhuis na zijn vrijlating zijn eerste speech voor de meer dan duizendkoppige menigte te houden.
Wij wandelen verder naar de Green Market, voorheen de plek waar groeten en fruit werden verhandeld, maar nu is dit het domein van souvenir-verkopers. Op de hoek vinden we een leuk tentje om koffie te drinken.
Hierna is het tijd voor de Compagniestuin: het hart van het VOC-verversingsstation. Voor mij een heel bijzondere beleving om hier te staan, in de wetenschap dat Willem van Zijl hier als onderbaastuinier –Jan de Hartog was baastuinier- in januari 1699 aan de slag ging. Enkele gebouwen, zoals het Tuynhuis en ook de slavenklok, zijn behouden gebleven.
De Compagniestuin
Kort nadat de route naar Indië was ‘ontdekt’ bleek de noodzaak halverwege een verversingsstation op te zetten. De ellende aan boord was groot: door het gebrek aan verse groenten en vers vlees en alle andere ontberingen tijdens de reis –zoals het ontbreken van goede sanitaire voorzieningen en vers water- redden velen het niet om de eerste ‘etapppe’ tot aan Kaapstad te overleven. Het was beslist noodzakelijk daar weer –tijdens de ongeveer twee maanden dat de schepen daar voor anker lagen- verse voorraad aan boord te brengen.
Vlak boven de Kaap was een Hollands schip gestrand. De meeste schipbreukelingen bereikten de wal en experimenteerden dar met het planten van zaden. Dat lukte prima en zij stuurden de Heeren Zeventien van de VOC daarover bericht. Die bedachten dat het wel handig was om in Kaapstad een moestuin in te richten. Nu kwamen er nogal wat schepen langs –zowel op de heen- als terugreis- dus moest het wel een flinke tuin zijn. De hoofdtuinier met de toepasselijke naam Hendrik Boom begon op 29 april 1652 –toen Jan van Riebeeck er gouverneur was- met de aanleg van de Compagniestuinen. Een perenboom die hij daar ruim 350 jaar geleden plaatste staat er nog altijd. Toch was de tuin voornamelijk bedoeld voor het verbouwen van groentes en door de groei van het aantal mensen dat rondom het fort woonden moest ook de Compagniestuin worden uitgebreid. De tuin verschoof steeds verder richting de Tafelberg en kreeg onder meer een speciaal gedeelte voor medicinale planten. Naast het benodigde voedsel kwam er bovendien steeds meer plek voor ontspanning in de tuin en dus ontwikkelde Hendrik Boom ook een gedeelte dat als park diende, compleet met sierbeplanting.
Eind 17e eeuw was Jan den Hartog er opperbaastuinier en op 19 januari 1699 arriveerde er –tegelijk met de nieuwe gouverneur Willem Adriaansz van der Stel- een nieuwe onderbaastuinier: Willem van Zijl uit Haarlem. Hij arriveerde met zijn vrouw Christina van Loveren en hun twee kinderen: Willemina (drie jaar oud) en Albert (ongeveer anderhalf). Het is best bijzonder dat het hele gezin deze reis van drie maanden heeft overleefd.
Willem gaat aan de slag tegen een loon van 15 gulden per maand, terwijl baas Jan 30 gulden verdiend. Dat is zeker niet veel, want een ziekentrooster van de VOC verdiende in die tijd 39 gulden. Het gezin Van Zijl zal het die eerste jaren dus best zwaar hebben gehad. Het is overigens niet bekend waar het gezin woont, maar al na drie jaar kan Willem van Jacques de Savoye de helft van een huis in Simondium kopen: Vrede en Lust. Het kan haast niet anders dan dat hij beschikte over een familiekapitaal. Hoewel iemand in dienst van de VOC in principe voor vijftien jaar voor de compagnie moest werken, werd Willem al in 1707 ‘vrijburger’. Op dat moment kocht hij ook de andere helft van Vrede en Lust.
We lopen het park –in de loop de jaren is het omgevormd tot stadspark met een hoge botanische waarde- door tot aan het einde, bij de … Daar staat Hercules weer om ons de laatste etappe te laten overbruggen: naar het Victoria en Alfred-Waterfront. Veel steden –in Londen hebben we dat ook gezien- hebben hun havenkwartier omgebouwd tot een hippe plek waar de toeristen graag komen. Sommige oude loodsen zijn gesloopt, andere hebben een winkel- of horecafunctie gekregen en ook hier is een heel nieuw winkelcentrum met een groot hotel bijgebouwd: het Table Bay Hotel.
Je kunt er heerlijk flaneren en genieten van alle bedrijvigheid die je ziet bij deze nu drukst bezochte attractie van Kaapstad. Er is een gezellige binnenhaven, waar de rijkdom der aarde zijn speeltjes tentoonstelt. Op diverse plekken zie je straatartiesten en omdat het nog steeds heerlijk zonnig weer is, strijken ook wij neer op een van de terrasjes voor een drankje.
We moeten natuurlijk wel de tijd in de gaten houden, anders missen we het herculesbusje dat de ‘liefhebbers’ terugbrengt (enkele groepsgenoten hebben al gemeld zelfstandig naar het hotel terug te gaan).